De (on)mogelijkheden van informatie-uitwisseling

5 december 2016

Gemeenten hebben een steeds grotere rol in de aanpak van onveiligheid. Daarbij is een integrale aanpak met verschillende partijen noodzakelijk. Gemeenten hebben daarbij de regierol, die overigens nooit wettelijk is verankerd. Een punt van zorg is de onduidelijkheid over wat wel en niet mag bij het delen van informatie tussen betrokken partijen.

Tegen deze achtergrond is recentelijk het onderzoek ‘De wereld op zijn kop’ verschenen dat in opdracht van Bureau Regioburgemeesters is uitgevoerd. De vraag was in hoeverre de gemeente haar regierol kan waarmaken binnen de mogelijkheden van de huidige wet- en regelgeving bij informatie-uitwisseling. Om dit enigszins hanteerbaar te maken is gekozen het onderzoek te richten op een specifiek beleidsterrein, namelijk de aanpak van problematische jeugdgroepen. Dus: Waar loopt de gemeentelijke regisseur op het jeugddomein tegenaan bij informatie-uitwisseling in samenwerkingsverbanden?

Het rapport leidt tot de volgende conclusies:

  • In de praktijk vervullen de gemeentelijke regisseurs een spilfunctie in de integrale aanpak van veiligheidsproblemen, waarbij ze zich verantwoordelijk voelen voor een zorgvuldige gegevensverwerking en uitwisseling. Daarin trachten de gemeentelijke regisseurs een zo goed mogelijke balans te vinden tussen gegevensverwerking en de privacy van de betrokken burger, maar dat blijkt niet eenvoudig. Zo worden veelal convenanten opgesteld om de informatie-uitwisseling te regelen, maar door de veelheid aan partijen en domeinen ontstaat daardoor een wirwar aan convenanten. In een van de grotere gemeenten is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de geldende convenanten, waarbij meer dan 150 convenanten werden gevonden met allemaal verschillende doelen, partners, looptijden, procesafspraken, verwerkingssystemen en bewaartermijnen.
  • De verwachtingsdruk over het zorgvuldig omgaan met gegevensverwerking op de gemeentelijke regisseur is hoog, zowel de druk van de gemeente zelf als van autoriteit persoonsgegevens, media en burgers. Dat leidt ertoe dat in de praktijk een neiging ontstaat om minder informatie met elkaar te delen. Zo stelde een respondent dat een wijkagent naar hem toe was gekomen en vertelde dat de vorige korpschef had gezegd dat iedere collega, die informatie onjuist deelde, daar persoonlijk voor aansprakelijk werd gesteld. Dat risico wilde deze wijkagent niet lopen en daarom kon hij niet meer meewerken aan de groepsaanpak.
  • Veel lokale professionals kunnen niet uit de voeten met de tegenstrijdigheid en onduidelijkheid in de huidige privacywetgeving. Zo is er bijvoorbeeld de nodige onduidelijkheid over gegevensverwerking bij preventie en vroegsignalering. Gemeenten zien zich geconfronteerd met een fragmentatie aan bepalingen over gegevensverwerking in tal van zogenaamde materiewetten (sectorale wetgeving). Ook de Autoriteit Persoonsgegevens noemt de situatie complex, onder andere vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag voor zowel integrale samenwerking als voor de gemeentelijke regie. Dit terwijl de beleidsverantwoordelijkheid van gemeenten een feit is. Zij voeren al jaren de regie op het snijvlak van zorg en veiligheid.
  • Wanneer gemeentelijke regisseurs zich vervolgens tot privacy-juristen wenden, ervaren zij regelmatig een verschil van inzicht over de interpretatie wat wel en niet mag tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. Zo stelt één van de regisseurs dat hij eerst nagaat wie er op dat moment aan het werk is bij de juridische afdeling voordat hij om advies vraagt. Hij kan dan zomaar een dag wachten met advies vragen totdat de ‘juiste’ persoon aanwezig is.

De onderzoekers adviseren om zo snel mogelijk de complexe en tegenstrijdige situatie op te lossen. Dit kan door het bewerkstelligen van een wettelijke doelbinding en het realiseren van een wettelijke grondslag voor integrale samenwerking onder bestuurlijke regie. Dat moet ook gelden voor de fases van vroegsignalering, beeldvorming en preventie. Daarnaast bevelen de onderzoekers aan om orde op zaken te stellen in de materiewetten. Dat wil zeggen sectorale wetgeving die zich richt op de regulering van privacy en informatie-uitwisseling binnen een bepaald domein. De onderzoekers roepen op om het wetgevende traject vooral samen met de praktijk verder invulling te geven.

Bureau Regioburgemeesters brengt momenteel, samen met enkele gemeenten en de VNG, in kaart op welke domeinen (naast het jeugdterrein) specifieke problematiek kennen en we trachten tot concrete voorstellen voor oplossing te komen. Het onderwerp informatiedeling/privacy staat tijdens het LOVP van februari op de agenda.

Hieronder vindt u de link naar het rapport:

Rapport 'De wereld op zijn kop' (pdf, 1.5 MB)