‘De legitimiteit van ons optreden is het allerbelangrijkste’

25 april 2024

Gesprek met korpschef van politie Janny Knol

Op 29 februari 2024 nam Janny Knol officieel de koninklijke standaard over als nieuwe korpschef van politie. Om het unieke vermogen om te begrenzen, beschermen en te bekrachtigen te behouden, moet de politie wel in beweging komen, vindt ze. Ook moet het moreel vacuüm op internet, waar mensen onbegrensd hun gang kunnen gaan, doorbroken worden. Dat vraagt om verandering. ‘De focus binnen basisteams ligt nu te veel op het rijden op meldingen. Daardoor missen we ook een stuk.’

Ze was net goed op weg als politiechef in Oost-Nederland, toen de functie van korpschef van politie vacant kwam. “Ik dacht niet meteen: dat ga ik doen, want ik was niet per sé toe aan een nieuwe uitdaging”, zegt Janny Knol op haar kamer in het Haagse hoofdbureau. Een kleine twee jaar eerder trad ze aan als politiechef van de Eenheid Oost Nederland. Het vertrek viel haar niet makkelijk. “Toen ik het in mijn eigen managementteam vertelde, kon ik dat niet zonder trilling in mijn stem.”

Blauw hart

De stap naar de top van de politie zette ze vanuit haar blauwe hart, zoals ze in meerdere interviews vertelde. “De wereld is zo enorm in beweging, er komen steeds meer en nieuwe (on)veiligheidsvraagstukken bij. Of het nu gaat om de online ontwikkelingen, de globalisering of de impact van de oorlog in Oekraïne en de strijd tussen Israël en Hamas op ons werk hier. Er komt heel veel op de politie af. Tegelijkertijd heeft de politie in Nederland iets bijzonders en unieks: zij kan begrenzen en corrigeren én zij kan beschermen en verbinden. Dat zit in onze genen. Maar als je dat wil behouden, moet je opnieuw naar het werk durven kijken. Daar wil ik aan bijdragen en dat heeft me er toe gezet de stap te zetten.” Voor ze startte, schreef Knol een notitie, die ze mede baseerde op gesprekken met professionals van binnen en buiten de politie. “Dat ging van een wijkagent en een regisseur in de opsporing tot en met burgemeesters, wetenschappers en de CEO van een grote bank. Om met hen vanuit veel verschillende perspectieven naar de politie en het veiligheidsvraagstuk te kijken. De opgave die we hebben, vergt een samenspel tussen de collega’s in het korps, het bestuur, het OM en het departement van J&V.”

Kracht als valkuil

Over de totstandkoming van de Nationale Politie is ze duidelijk: “Wat er in de afgelopen tien, twaalf jaar is neergezet is een topprestatie. De genationaliseerde politie is geen punt van discussie meer en dat is een fantastisch resultaat. Als je kijkt naar de geschiedenis van hoe wij van Rijks- en gemeentepolitie naar Regiopolitie en van regio naar eenheden zijn gegaan met als basis lokaal georiënteerde driehoeken, dan zie je dat we eigenlijk altijd redeneren van delen naar het geheel. Dat is onze kracht. Maar soms is je eigen kracht ook een valkuil. Omdat een aantal vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de gedigitaliseerde criminaliteit en de ondermijning ook vragen om een blik vanuit het geheel naar de delen. Tijdens mijn oriëntatie zag ik dat we hier op moeten bewegen. Dat betekent niet: hiërarchische sturing vanuit de korpschef naar de eenheden, zo zitten we bestuurlijk niet in elkaar. Maar we hebben wel, met de blik van het geheel, iets naar de delen te brengen. Dat is de uitdaging waar we voor staan.”

Grensoverstijgend

De nieuwe korpschef is bezig met het brengen van bezoeken aan de regioburgemeesters. “Een aantal ken ik natuurlijk al. Met anderen is dat een hernieuwde kennismaking en met sommigen een nieuwe kennismaking. Eigenlijk ontmoet ik alleen maar herkenning als ik dilemma’s op tafel leg.” Ze geeft een voorbeeld, uit haar tijd in Oost-Nederland. “Daar kregen we te maken met boeren die over de snelweg reden, op de A1. Daarover moest je met al die driehoeken apart afspraken maken. Die besturen zaten niet altijd op één lijn. Op het ene stuk moesten we de boeren van de snelweg weren en op andere stukken hoorden we reacties van ‘ze mogen daar best even staan’ tot en met ‘nou, een barbecue moet ook kunnen’. Daar kun je als professionele politie niet op acteren. Dit dilemma hebben we uiteindelijk met de vijf voorzitters van de veiligheidsregio's in Oost besproken. Dan blijkt dat als je dit soort grensoverstijgende openbare orde thematiek hebt, je met elkaar tot beleidsuitgangspunten kunt komen die voor iedereen acceptabel zijn. Op momenten dat het nodig is -en dat hebben we ook te danken aan de coronatijd- kun je in teams met betrokken bestuurders goed schakelen. En bij vraagstukken waar dat nodig is, hebben we onze regioburgemeester, die daar dan, met mandaat, een rol in kan vervullen.”

Moreel vacuüm

In het afscheidsinterview met Henk van Essen sprak haar voorganger uit dat de politie repressiever ingesteld raakt en benadrukte hij dat preventie en hulpverlening onderdeel moeten blijven van de politietaak. “De legitimiteit van ons optreden is het allerbelangrijkste”, reageert Knol. “Dat wordt gewogen door hoe wij acteren in die samenleving. De politie heeft als taak om ook aan die repressieve kant zichtbaar te zijn altijd in balans met die met de samenleving verbonden politie. Hoe we die verbinding maken, daar moeten we ons verder in ontwikkelen. Als politie is er nog winst te behalen om de digitalisering in de samenleving beter in ons werk te integreren. De focus binnen basisteams ligt nu te veel op het rijden op meldingen. Dat blijven we doen, maar daarmee missen we ook een stuk.” Ze spreekt haar zorg uit over ‘het moreel vacuüm dat op internet aan de orde is’. Knol: “Daar is nauwelijks toezicht, althans niet door ons. Daar wordt voorbij alle omgangsvormen bewogen. De jeugd wordt daar niet gecorrigeerd en begrensd. Dat vind ik niet een politietaak, maar wel een politiefunctie. De kracht zit ‘m uiteindelijk in het als hele keten bewegen. Van onderwijzer tot departement van jongerenwerker tot ouder en tot politieagent. In de klas corrigeert de leraar ook als kinderen elkaar een klap geven. Die correctie moet ook op internet plaatsvinden.”

Voortdurende onveiligheid

Volgens de nieuwe korpschef is de kennis over de aanpak van digitale criminaliteit al wel in de organisatie aanwezig, maar nog niet systematisch doorvertaald. “Op dit moment gaat wat urgent is vóór wat belangrijk is. Daar bedoel ik mee dat we nog steeds eerder achter een winkeldief aan gaan dan achter de internetcrimineel die iemand op Marktplaats tienduizend euro ontfutselt. Ze kan er in komen dat een burgemeester wellicht liever een gewone wijkagent heeft dan een digitale, maar zegt ook: “Ik denk dat wij als politie het gezag heel goed kunnen uitleggen waarom dit zo belangrijk is. We hebben voorbeelden en wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat mensen die slachtoffer zijn geworden van digitale criminaliteit, zich onveiliger voelen in de fysieke samenleving. Die slachtoffers voelen zich door deze vorm van criminaliteit zelfs nog meer slachtoffer dan bij een woninginbraak. Slachtoffers van digitale criminaliteit blijven voortdurende onveiligheid voelen. Dat heeft een heel groot effect op mensen.”

Verward gedrag

Terwijl de bestrijding van internetcriminaliteit meer aandacht krijgt, verdient het thema ‘verward gedrag’ een andere aanpak, vindt Knol. “Ik beschouw dit als een gegeven dat niet meer uit de samenleving weg gaat. Mensen die de grip op hun leven, al dan niet tijdelijk, kwijt zijn, verdienen andere zorg dan die van ons. Wat mij betreft zou de burger die 112 belt niet alleen gevraagd moeten worden of ze assistentie van politie, brandweer of ambulance willen, maar ook of bijvoorbeeld de psycholance moet komen. Op de meldkamer moet dan ook een partij zijn die de triage kan doen.”

Expliciet uitspreken

Tot slot vragen we hoe ze met de media om wil gaan. Voormalig korpschef Van Essen schoof regelmatig anderen naar voren om het woord te doen in de media. “Als politie zien we ontwikkelingen, weten we vaak eerder wat er speelt of op de samenleving afkomt. Ik vind het een opdracht aan onszelf om ons daar expliciet over uit te spreken. Daar moet ik als korpschef ook een rol in vervullen. Die keuze, of ik als korpschef voor het voetlicht kom, moeten we wel precies maken, langs de lijn van de inhoud en als het strategisch belang er om vraagt. We hebben immers ook anderen in de organisatie die als boegbeeld kunnen optreden.” Met het oog op haar interne zichtbaarheid memoreren we haar duidelijk normerende uitspraken die ze deed als politiechef naar aanleiding van incidenten in Oost-Nederland. Als korpschef gelooft ze meer in het versterken van de leiderschapslijn van de operationeel experts, legt ze uit. “Ik vind het belangrijk dat die hele interne leiderschapslaag stevig gaat staan. Of het nu gaat om de aanpak van discriminatie, of welke vorm van uitsluiting ook, ik kan dat in mijn positie niet altijd rechtstreeks waarnemen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat die eerste leidinggevende dat kan adresseren.”

Aan het einde vragen we nog waar het gezag haar op mag aanspreken. Janny Knol: “Waar het gezag mij op mag aanspreken is dat ik een meerjarig gezonde bedrijfsvoering organiseer. Dat we voldoende en de juiste agenten hebben voor het werk dat er ligt, op basis van de keuzes van het gezag. Om onze ambities te realiseren hebben we wel stabiele financiering nodig. Om dat te realiseren vraag ik steun. Daarin trekken gezag en politie samen op.”