‘Sturen op uitsluitend telbare resultaten komt het politiewerk niet ten goede’

3 december 2024

Gesprek met Jaco van Hoorn

Het huidige systeem van kwantitatief verantwoorden door de politie is te ver doorgeschoten, zegt Jaco van Hoorn, strategisch adviseur van de korpsleiding. Van Hoorn is aanjager van de ontwikkeling van ‘rijker verantwoorden’, een andere verantwoordingspraktijk waarbij de focus ligt op het maatschappelijk effect van politie-optreden en verbeteren en leren centraal staat.

“De zoektocht naar een andere vorm van verantwoorden komt voort uit onvrede met de huidige systematiek”, zegt Jaco van Hoorn in de kantine van het Politiedienstencentrum in Rotterdam. Daar spreken we hem over ‘rijker verantwoorden' als beweging binnen het politiewerk. Van Hoorn: “De term veronderstelt dat er ook zoiets als ‘armoedig verantwoorden’ bestaat. Nou, dat klopt wel. Binnen de politie en zeker op uitvoerend niveau wordt de gebruikelijke manier van verantwoorden als behoorlijk armzalig beleefd, omdat het gesprek zich vooral richt op de vraag of gedaan is wat afgesproken is.”

Te veel buiten beeld

Jaco van Hoorn is als strategisch adviseur van de korpsleiding van de Nationale Politie sinds 2021 bezig met de ontwikkeling van de nieuwe verantwoordingspraktijk. “De traditionele manier van cijfermatig verantwoorden binnen de politie en tussen de politie en het gezag en anderen maakt het politiewerk niet beter. Vooral op uitvoerend niveau leeft dat gevoel al lang bij de politie. Klassiek voorbeeld is als je aangesproken wordt op de aanpak van het aantal criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) binnen ondermijning. Als we onze doelstelling halen, wat meestal het geval is, dan hebben we tegelijkertijd geen idee of er nu iets aan ondermijning is gedaan. Er is bovendien geen oog voor alle alternatieve interventies die ingezet worden om ondermijning aan te pakken.”

Meer verdriet dan zegeningen

Cijfersturing en het verantwoorden op basis van kwantitatieve doelstellingen is ingevoerd met de komst van New Public Management (NPM), begin jaren negentig, legt Van Hoorn uit. “Dat is de bedrijfsmatige sturingsfilosofie die uitgaat van het idee: ‘run government like business’. Vanaf die tijd ging het over resultaatmanagement, een planning- en control cyclus en werden effectiviteit en efficiëntie kernbegrippen. Inmiddels zien we dat er steeds meer kritiek is gekomen op deze sturingsfilosofie. Het heeft misschien meer verdriet dan zegeningen gebracht, constateerde ook de Tweede Kamer in een eigen onderzoek. De moeilijkheid is echter dat meerdere generaties leidinggevenden er mee zijn opgevoed en dat deze manier van sturen en verantwoorden institutioneel verankerd is, terwijl het de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken negeert en de professie niet uitdaagt. Met rijker verantwoorden zoeken we naar manieren om in een verantwoordingsgesprek verdiepend te spreken over de vraag in welke mate de politie vanuit haar professie bijdraagt aan het beoogde maatschappelijk effect en hoe dat beter kan. Door zo te spreken krijgt het gesprek meer een horizontaal karakter, in plaats van verticaal, sturend van bovenaf.”

De uitvoering als vertrekpunt

“Met het loslaten van de traditionele verantwoordingswijze zal het comfort van scherp sturen verdwijnen”, aldus Van Hoorn. “Je kunt dan niet meer in een stevig gesprek vele doelstellingen langslopen vanuit het idee dat de top weet wat goed is en de uitvoering gestuurd moet worden om het goede te doen.” Hij verwijst naar ‘Klem tussen Balie en Beleid’, het eindrapport van een parlementair onderzoek naar de problemen bij uitvoeringsorganisaties. “Een prachtig rapport dat stelt dat de uitvoering het vertrekpunt van het gesprek moet zijn. In de uitvoering werken betrokken en gemotiveerde professionals en die moeten niet gedisciplineerd maar gefaciliteerd worden om het goede te kunnen doen. Deze professionals hebben, omdat zij werken met de weerbarstige samenlevingsproblemen, goede ideeën over wat nodig is om de problemen zo goed mogelijk aan te pakken. Die moeten dus betrokken worden en bevraagd. Het is een kwestie van ander leiderschap, waarin scherp sturen plaats maakt voor integer improviseren, zoals Cees Zwart dat mooi noemde.”

Andere gesprekken

In de drie jaar dat Van Hoorn met de ontwikkeling van een rijker verantwoordingsgesprek bezig is, bemerkte hij bij de politie “geen enkele weerstand, waar dan ook.” Hij begon met een leeratelier, waarin allerlei initiatieven uit het korps iedere drie maanden hun ervaringen uitwisselden. Er bleek op verschillende plekken binnen de politie geëxperimenteerd te worden met andere manieren van verantwoorden. “Aanvankelijk gingen daar slimmere verantwoordingsproducten over tafel, zoals infographics, storytelling, tentoonstellingen, filmpjes, noem maar op. Bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) werken ze met verantwoordingsbeelden waarin naast cijfers veel tekst staat over wat men doet en waartoe. In het leeratelier ontdekten we dat het in de eerste plaats de bedoeling is dat deze verantwoordingsproducten aanleiding geven tot andere gesprekken. Uiteindelijk gaat het erom dat die producten een beter verantwoordingsgesprek uitlokken en stimuleren.”

Kansen om te verbeteren

Van Hoorn spreekt verder over expertgroepen die zijn gevormd om te komen tot een andere monitoring van de thema’s van de Veiligheidsagenda. Deze ontwikkeling wordt begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en Veiligheid, Bureau Regioburgemeesters, het OM en de politie. “Expertgroepen bestaan uit politiemensen vanuit de uitvoering, vertegenwoordigers van het gezag, wetenschappers en andere stakeholders. Het is de bedoeling dat in die expertgroepen steeds drie vragen worden beantwoord. Ten eerste: wat weten we nú van het probleem; grote maatschappelijke vraagstukken zijn immers meerdimensionaal, beweeglijk en deels ongekend. Ze hebben steeds nieuwe verschijningsvormen. Ten tweede: hoe gaat het met de aanpak van de politie en met de inzet in samenwerking met anderen? En de laatste vraag is: waar liggen de kansen om te verbeteren? In dat gesprek kunnen ook uitvoeringsproblemen en dilemma’s aan de orde komen. Het idee is vervolgens dat het verslag van die expertgroepen de basis vormt voor het gesprek op de verantwoordingsplekken. Dus bij het LOVP, in het gesprek tussen korpschef en minister, maar ook intern bij de politie, zoals in de Nationale Briefing Veiligheid.”

Verantwoording en samenwerking

De ontwikkeling van nieuwe, rijkere manieren van verantwoording is nog zeker niet voltooid. “De uitgangspunten van de reguliere, kwantitatieve manier van verantwoorden zitten verankerd in wet- en regelgeving en in routines en procedures van de organisatie. Er is dus een stevige paradigmawisseling nodig”, denkt Van Hoorn. “Daarnaast speelt dat ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken vragen om een brede multidisciplinaire aanpak. Een van de belangrijkste redenen waarom samenwerkingen vaak slecht verlopen is de verantwoording; die is voor iedere organisatie anders. Elke organisatie heeft specifieke eigen intern te verantwoorden doelen en prestaties. Gezamenlijk werken aan een maatschappelijk doel verhoudt zich doorgaans slecht tot de prestaties die men binnen de eigen organisatie moet verrichten en waar niet zelden ook de financiering mee samenhangt. Een van de opgaven is dus om een gezamenlijk, integrale manier van verantwoorden te bedenken. Hier ligt een mooie uitdaging bij het opstellen van een nieuwe Veiligheidsagenda.”

Betekenis van de politie

Als we tot slot vragen naar de rol van gemeenten en burgemeesters, zegt Van Hoorn: “Ik heb zelf in vorige rollen veel met burgemeesters samengewerkt. Een burgemeester vroeg mij eens wat ik aan woninginbraken had gedaan. Dat vertelde ik en vervolgens vroeg ik: maar wat hebben jullie daaraan gedaan? Als woninginbraken of ander problemen aangepakt moeten worden is de bijdrage van de gemeente en anderen net zo belangrijk. Daarom is het van groot belang om met het bevoegd gezag over samenlevingsproblemen te spreken. Dat wil niet zeggen dat je niet ook landelijk over problemen kunt nadenken, maar mijn stelling is dat oplossingen zo dicht mogelijk bij de problemen moeten worden gezocht. Hoe verder je van het probleem af komt, hoe terughoudender je moet zijn om te willen sturen. Het lokale gezag bepaalt de prioriteitskeuzes waar aandacht naar uit moet gaan, vervolgens moet ruimte gecreëerd worden om aan oplossingen te werken. Het is daarbij goed dat de politie aan tafel zit en vanuit haar inzicht in samenlevingsproblemen meespreekt. In het document ‘De betekenis van de politie in de samenleving’ staat dat een belangrijke functie van de politie de vangnetfunctie is. De politie is dáár waar het misgaat of mis dreigt te gaan, op plaatsen waar het kennelijk met andere partijen niet gelukt is om te voorkomen dat het mis gaat. Als het misgaat handhaven we als politie de rechtsorde en verlenen we hulp aan wie dat nodig heeft. Tegelijkertijd is het goed te beseffen dat de politie de maatschappelijke problemen niet oplost. Wel kan de politie vanuit haar ervaring met samenlevingsvraagstukken anderen adviseren en mobiliseren om hun verantwoordelijkheid te nemen om problemen echt aan te pakken. In het rijker-verantwoorden-gesprek gaat het dan om het samen optrekken om de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken. Die ambitie, dat is wat de gesprekspartners samenbrengt en motiveert. Dat zorgt ervoor dat het gesprek rijk wordt gevoerd.”