Politietaak en bedrijfsvoering

Sinds 1 januari 2013 kent Nederland 1 nationaal politiekorps bestaande uit 10 regionale eenheden en een landelijke eenheid. Alle politiemedewerkers maken deel uit van één organisatie en vallen onder één korpschef. De korpschef gaat over de kwaliteit en professionaliteit van de taakuitvoering door de politie en hij gaat over de bedrijfsvoering van het korps. De minister van Justitie en Veiligheid is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor de organisatie en de bedrijfsvoering van de nationale politie. De burgemeester is verantwoordelijk voor de aansturing van de politie voor wat betreft de openbare orde in zijn of haar gemeente en de officier van justitie voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving.

Beheer en gezag kunnen niet los van elkaar gezien worden. Besluiten die op landelijk niveau worden genomen over bedrijfsvoering kunnen immers grote gevolgen hebben voor het gezag. De wijze waarop bijvoorbeeld de politiesterkte zich ontwikkelt, is van belang voor de kwaliteit en kwantiteit van de politiezorg in de gemeenten. Van belang is ook de mate waarin zaken landelijk worden vastgelegd. Hoe meer er landelijk wordt bepaald hoe minder regionale/lokale ruimte er is. Als vertegenwoordigers van het gezag op de openbare orde, spreken de regioburgemeesters daarom samen met de voorzitter van het College van PG's regelmatig met de minister van Justitie en Veiligheid en de korpsleiding over zaken die betrekking hebben op beheer en taakuitvoering. Deze afstemming vindt plaats in het zogenaamde Landelijk Overleg Veiligheid en Politie.